1887

OECD Multilingual Summaries

Education at a Glance 2012

Summary in Dutch

Cover
Read the full book on:
10.1787/eag-2012-en

Onderwijsoverzicht 2012

Samenvatting in het Nederlands

  • Onderwijsoverzicht: OESO indicatoren zijn de officiële bron van nauwkeurige en relevante informatie over de staat van het onderwijs overal ter wereld. Ze leveren informatie over de structuur, de financiering en de prestatie van de onderwijssystemen in de 34 OESO‑lidstaten en een aantal G20‑landen die geen deel uitmaken van de OESO.
  • Het Onderwijsoverzicht bestaat uit meer dan 140 grafieken, 230 tabellen en 100.000 cijfers, en levert belangrijke informatie over de output van onderwijsinstellingen, de impact van het onderwijs in verschillende landen; de financiële en menselijke hulpmiddelen die in het onderwijs worden geïnvesteerd, de toegang, deelname en vooruitgang van het onderwijs, de leeromgeving en de organisatie van scholen.

Inventarisatie van de wereldwijde recessie en een blik op de toekomst

Al enige tijd hebben het onderwijs en de economie overal ter wereld een snelle transformatie ondergaan, voornamelijk als gevolg van twee belangrijke wijzigingen. Allereerst de voortgaande toename van de kenniseconomie, die krachtige nieuwe incentives aan mensen biedt om hun vaardigheden door middel van onderwijs uit te breiden, waarbij de landen worden aangespoord deze trend te ondersteunen. Het tweede fenomeen – dat veel te maken heeft met het eerste – is de explosieve groei van het hoger onderwijs overal ter wereld, waardoor miljoenen mensen meer kansen krijgen en het aantal hoog opgeleide personen overal ter wereld op drastische wijze is toegenomen.

In het Onderwijsoverzicht 2012 worden deze factoren tegen het licht gehouden van een volgende grote wijziging: de wereldwijde recessie van 2009 en 2010. Volgens onze bevindingen is geen enkele groep en geen enkel land (ongeacht hoe goed opgeleid) volledig immuun geweest tegen de gevolgen van deze wereldwijde economische teruggang. Tegelijkertijd wordt ook de aanzienlijke veerkracht van de voordelen van een hoger opleidingsniveau voor de economische en arbeidsmarkten aangetoond, zelfs in zeer moeilijke financiële tijden.

De economische voordelen van onderwijs

Het is duidelijk dat meer onderwijs ervoor heeft gezorgd dat opgeleide mensen niet werkloos werden en tijdens de recessie konden blijven werken. Denk hierbij aan het feit dat vanaf het begin van de recessie in 2008 tot aan 2010 gemiddeld in alle OESO‑landen het algemene reeds hoge werkloosheidsniveau van 8,8% naar 12,5% is gestegen voor mensen zonder een middelbare schooldiploma en van 4,9% tot 7,6% voor mensen met een middelbare schooldiploma. De werkloosheid onder mensen met een hogere opleiding bleef echter veel lager en steeg van 3,3% tot 4,7% gedurende dezelfde periode. Gemiddeld in alle OESO‑landen was het werkloosheidsniveau in 2010 ongeveer één derde lager voor mannen met een hogere opleiding dan voor mannen met een middelbare schooldiploma; voor vrouwen met een hogere opleiding was het niveau twee vijfde lager (indicator A7).

Verder was het inkomensverschil tussen mensen met een hogere opleiding en mensen met een minder hoge opleiding niet alleen aanzienlijk tijdens de wereldwijde recessie, maar is dit verschil zelfs groter geworden. In 2008 kon een man met een hogere opleiding verwachten 58% meer te verdienen dan een man met niet meer dan een middelbare schooldiploma, gemiddeld in alle OESO‑landen. In 2010 was dit tot 67% toegenomen. Evenzo verdienden vrouwen met een hoger opleidingsniveau in 2008 gemiddeld 54% meer dan vrouwen met alleen een middelbare schooldiploma. In 2010 was dit tot 59% toegenomen (indicator A8).

Deze cijfers suggereren dat ook al heeft de recessie een grote impact gehad – vooral voor lager opgeleide mensen – het effect ervan voor het onderwijs en de economie nog groter is geweest. Gedurende de afgelopen tien jaar is het percentage volwassenen met een hoger opleidingsniveau in alle OESO‑landen toegenomen van 22% in 2000 tot 31% in 2010 (indicator A1). Maar ondanks dit sterk toegenomen aanbod van hoog opgeleide mensen – en de zwakke marktsituatie na 2008 – hebben de meeste mensen met een hogere opleiding nog steeds hun economische voordeel daarmee gedaan. Dit wijst erop dat over het algemeen de vraag naar hoog opgeleide medewerkers onverminderd is gegroeid, om te voldoen aan de behoeften van de kenniseconomie in OESO‑landen, ondanks de wereldwijde recessie.

Zolang de maatschappij steeds meer hoog opgeleide mensen nodig heeft, blijft een hogere opleiding voordelig, niet alleen op de korte, maar ook op de lange termijn. Het Onderwijsoverzicht 2012 schat bijvoorbeeld dat het persoonlijke economische voordeel op de lange termijn van een hogere opleiding in plaats van een middelbare schooldiploma als deel van een initiële opleiding, minus de bijbehorende kosten, ruim US$ 160.000 is voor een man en nagenoeg US$ 110.000 voor een vrouw, gemiddeld genomen in de 28 OESO‑landen (indicator A9).

Belastingplichtigen profiteren ook ruimschoots van de publieke financiering die wordt ingezet om mensen een hogere opleiding te geven. Gemiddeld ontvangen OESO‑landen een netto voordeel van nagenoeg US$ 100.000 aan hogere belastinginkomsten en andere besparingen voor elke man die een hogere opleiding krijgt – nagenoeg driemaal meer dan het publieke investeringsbedrag. Voor vrouwen is de netto publieke opbrengst ongeveer tweemaal het publieke investeringsbedrag (indicator A9). Natuurlijk reiken de publieke en private voordelen van het genoten onderwijs veel verder dan alleen de economische. Het Onderwijsoverzicht 2012 merkt op dat een hoger onderwijsniveau verband houdt met een langere levensverwachting, een grotere neiging om te stemmen en meer ondersteuning voor gelijke rechten voor etnische minderheden (indicator A11).

Het feit dat investering in onderwijs grote voordelen heeft voor zowel de individuen als voor de maatschappij, dient als uitleg voor een van de meest interessante bevindingen van het Onderwijsoverzicht 2012: zowel publieke als private investeringen in onderwijs zijn in veel OESO‑landen gedurende het recessiejaar 2009 aanzienlijk gestegen. Van 2008 tot 2009 zijn de uitgaven door overheden, het bedrijfsleven en individuele studenten en hun families op alle onderwijsniveaus gestegen in 24 van de 31 OESO‑landen met beschikbare gegevens. Deze uitgaven stegen ondanks het feit dat de nationale rijkdom, gemeten in de vorm van het Bruto Nationaal Product, in 26 van deze landen was gedaald (indicator B2). Evenzo zijn de uitgaven per student door lagere, middelbare en hogere onderwijsinstellingen van 2005 tot 2009 in alle OESO‑landen gemiddeld met 15 procent gestegen (indicator B1).

De vergoeding van leerkrachten is gewoonlijk de grootste kostenpost voor onderwijsinstellingen en dus voor de uitgaven per student. In de landen met beschikbare informatie, zijn van 2000 tot 2010 de gemiddelde salariskosten van leerkrachten in lagere scholen per student met één derde gestegen en met een kwart in de onderbouw van middelbare scholen. De stijging van de salariskosten voor leerkrachten per student van 2000 tot 2010 is voornamelijk het gevolg van twee wijzigingen: de salarissen van leerkrachten en de geschatte klasgrootte. Van 2000 tot 2010 zijn in de landen met beschikbare informatie de salarissen van leerkrachten in lagere scholen gemiddeld met ca. 16% gestegen en in middelbare scholen met 14%, terwijl de geschatte klasgrootte in lagere scholen gemiddeld met 14% is toegenomen en met 7% in de onderbouw van middelbare scholen (indicator B7).

Het Onderwijsoverzicht 2012 merkt ook op dat de leerkrachten ouder worden. Van 1998 tot 2010 is het percentage middelbare schooldocenten van 50+ gemiddeld van 28,8% tot 34,2% gestegen in de landen met beschikbare informatie (indicator D5). In landen die binnen afzienbare tijd een groot aantal leerkrachten zal verliezen omdat ze met pensioen gaan, terwijl het aantal leerlingen gelijk blijft of toeneemt, moeten de overheden het vak van docent aantrekkelijker maken, meer teacher‑trainingsprogramma's aanbieden en zo nodig alternatieve certificeringstrajecten ontwikkelen voor mensen die van loopbaan willen veranderen.

Wijziging van onderwijsdeelnemers

Vooral in economisch moeilijke tijden moeten landen intelligente keuzes maken over de besteding van hun beperkte hulpmiddelen. Het Onderwijsoverzicht 2012 wijst op verschillende vlakken waarop landen duidelijke vooruitgang hebben geboekt en identificeert andere waaraan in de toekomst waarschijnlijk meer aandacht moet worden besteed. Zoals aangegeven in onze allereerste indicator over kleuteronderwijs en ‑verzorging (indicator C2), boeken landen bijvoorbeeld goede vooruitgang bij de uitbreiding van het onderwijs naar de jongste kinderen, een kwestie die de afgelopen jaren meer aandacht heeft gekregen in de onderwijsbeleidsbepalingen van de verschillende landen. Gemiddeld is in de OESO‑landen met informatie voor die jaren de deelname aan het kleuteronderwijs van 64% van 3‑jaar oude kinderen in 2005 tot 69% in 2010 gestegen en van 77% van 4‑jaar oude kinderen in 2005 tot 81% in 2010. Gezien het feit dat kleuteronderwijs in verband wordt gebracht met een betere prestatie later op school, is dit een goede ontwikkeling voor de toekomst, waarin het belangrijker dan ooit wordt om de vaardigheden van jonge mensen te ontwikkelen.

In de OESO‑landen genieten ook steeds meer vrouwen een hogere opleiding. Het percentage vrouwen dat zich gedurende hun leven voor een universitaire cursus opgeeft, is in alle OESO‑landen gemiddeld van 60% in 2005 naar 69% in 2010 gestegen, terwijl dit percentage voor mannen gedurende dezelfde periode van 48% naar 55% steeg (indicator C3). Verder is in alle OESO‑landen gemiddeld 59% van alle afgestudeerden met een eerste graad nu vrouw (indicator A3). Ook al moet er meer worden gedaan om vrouwen engineering, productie en computerwetenschappen te laten studeren, en er meer vrouwen een postdoctorale opleiding zouden moeten volgen, is de vooruitgang tot dusver bemoedigend (indicator A4).

Verder is het aantal buitenlandse studenten dat een hogere opleiding in OESO‑landen volgt sinds 2000 verdubbeld. Absoluut gezien komen de meeste buitenlandse studenten uit China, India en Korea. Ongeveer 77% van de buitenlandse studenten volgt een opleiding in een OESO‑land. 10% of meer van de aanmeldingen voor hogere opleidingen in Australië, Oostenrijk, Luxemburg, Nieuw‑Zeeland, Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk komt van internationale studenten. En meer dan 20% van de aanmeldingen voor gevorderde onderzoeksprogramma's in Australië, Oostenrijk, Canada, Denemarken, Ierland, Luxemburg, Nieuw‑Zeeland, Zweden, Zwitserland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten komt van internationale studenten (indicator C4).

In tegenstelling daartoe is een verbetering van de opleidingsgelijkheid en opleidingskansen voor alle studenten, ongeacht hun achtergrond, nog steeds problematisch in OESO‑landen. Het Onderwijsoverzicht 2012 concludeert bijvoorbeeld dat de leesvaardigheid van immigranten nadelig wordt beïnvloed als ze naar scholen gaan met een groot aantal leerlingen uit gezinnen met een laag onderwijsniveau (indicator A5).

Evenzo moeten beleidsbepalers rekening houden met een toename van het aantal jongeren van 15‑29 jaar dat geen werk heeft en ook geen opleiding volgt. Na enkele jaren van afname is dit aantal zogenaamde NEETs (no employment, education or training) in 2010 in de OESO‑landen tot 16% gestegen. Ook al wordt de omvang van deze groep jongeren door verschillende factoren beïnvloed, is het waarschijnlijk dat deze stijging in de OESO‑landen een weerspiegeling is van de problemen die de wereldwijde recessie voor jonge mensen heeft veroorzaakt. Uit gegevens van de Werkgelegenheidsvooruitzichten voor de OESO in 2012 blijkt dat jongerenwerkloosheid in een aantal OESO‑landen tot een alarmerend hoog niveau is gestegen. Het is dus belangrijk dat deze landen maatregelen treffen om mensen in deze belangrijke leeftijdsgroep op productieve wijze bij de arbeidsmarkt betrokken te houden, zoals praktijkgerichte opleidingen en trainingen en kansen voor buitenschools onderwijs en training.

Nu dat een hogere opleiding van steeds groter belang wordt voor een goede insteek in de arbeidsmarkt, moeten veel OESO‑landen meer stappen ondernemen om hoger onderwijs toegankelijker te maken voor kansarme jongeren. Het Onderwijsoverzicht 2012 wijst op de grote kansverschillen die er bestaan tussen jongeren om hoger onderwijs te genieten, op basis van het onderwijsniveau van hun ouders. In alle OESO‑landen zal gemiddeld minder dan 50% van de jongeren uit gezinnen met een laag opleidingsniveau hoger onderwijs gaan volgen, vergeleken met het percentage van dergelijke gezinnen als deel van de bevolking. Terwijl een jongere met minstens één houder die hoger onderwijs heeft genoten, nagenoeg tweemaal vaker een hogere opleiding zal volgen, vergeleken met het percentage van dergelijke gezinnen als deel van de bevolking (indicator A6).

Tot slot en gezien het feit dat de wereldwijde economische veranderingen gevolgen hebben voor zowel landen als individuen, moeten landen ervoor zorgen dat er een goed evenwicht bestaat tussen de subsidiëring van het onderwijs en de verplichting van studenten en families om een deel van deze kosten te betalen. Zoals eerder gemeld, betalen de studenten en gezinnen in veel OESO‑landen een steeds groter aandeel van deze onderwijskosten (indicator B3). Ook al is deze algemene aanpak redelijk, aangezien de individuen veel voordeel zullen hebben van het genoten onderwijs, toch is het hierbij ook mogelijk dat individuen grote financiële barrières moeten overbruggen om hoger opgeleid te worden. Deze situatie bestaat momenteel in een aantal OESO‑landen voor mensen die een hogere opleiding willen volgen (indicator B5). En deze barrières kunnen een belemmering vormen voor de realisatie van de doelstellingen van deze landen om hun bevolking hoger op te leiden.

© OECD

Deze samenvatting is geen officiële OESO-vertaling.

Reproductie van deze samenvatting is toegestaan, mits het OESO-copyright en de titel van de oorspronkelijke publicatie worden vermeld.

Meertalige samenvattingen zijn vertaalde uittreksels van OESO-publicaties die oorspronkelijk in het Engels en Frans zijn gepubliceerd.

Deze zijn gratis te verkrijgen via de Online Bookshop van de OESO www.oecd.org/bookshop

Neem voor meer informatie contact op met de eenheid OECD Rights and Translation, Public Affairs and Communications Directorate op, [email protected] of per fax: +33 (0)1 45 24 99 30.

OECD Rights and Translation unit (PAC)
2 rue André-Pascal, 75116
Paris, France

Bezoek onze website www.oecd.org/rights

OECD

Read the complete English version on OECD iLibrary!

© OECD (2012), Education at a Glance 2012, OECD Publishing.
doi: 10.1787/eag-2012-en

This is a required field
Please enter a valid email address
Approval was a Success
Invalid data
An Error Occurred
Approval was partially successful, following selected items could not be processed due to error