... your login credentials do not authorize you to access this content in the selected format. Access to this content in this format requires a current subscription or a prior purchase. Please select the WEB or READ option instead (if available). Or consider purchasing the publication.
Onderwijsoverzicht: OESO indicatoren zijn de officiële bron van nauwkeurige en relevante
informatie over de staat van het onderwijs overal ter wereld. Ze leveren informatie
over de structuur, de financiering en de prestatie van de onderwijssystemen in de
34 OESO‑lidstaten en een aantal G20‑landen die geen deel uitmaken van de OESO.
Het Onderwijsoverzicht bestaat uit meer dan 140 grafieken, 230 tabellen en 100.000
cijfers, en levert belangrijke informatie over de output van onderwijsinstellingen,
de impact van het onderwijs in verschillende landen; de financiële en menselijke hulpmiddelen
die in het onderwijs worden geïnvesteerd, de toegang, deelname en vooruitgang van
het onderwijs, de leeromgeving en de organisatie van scholen.
Inventarisatie van de wereldwijde recessie en een blik op de toekomst
Al enige tijd hebben het onderwijs en de economie overal ter wereld een snelle transformatie
ondergaan, voornamelijk als gevolg van twee belangrijke wijzigingen. Allereerst de
voortgaande toename van de kenniseconomie, die krachtige nieuwe incentives aan mensen
biedt om hun vaardigheden door middel van onderwijs uit te breiden, waarbij de landen
worden aangespoord deze trend te ondersteunen. Het tweede fenomeen – dat veel te maken
heeft met het eerste – is de explosieve groei van het hoger onderwijs overal ter wereld,
waardoor miljoenen mensen meer kansen krijgen en het aantal hoog opgeleide personen
overal ter wereld op drastische wijze is toegenomen.
In het Onderwijsoverzicht 2012 worden deze factoren tegen het licht gehouden van een
volgende grote wijziging: de wereldwijde recessie van 2009 en 2010. Volgens onze bevindingen
is geen enkele groep en geen enkel land (ongeacht hoe goed opgeleid) volledig immuun
geweest tegen de gevolgen van deze wereldwijde economische teruggang. Tegelijkertijd
wordt ook de aanzienlijke veerkracht van de voordelen van een hoger opleidingsniveau
voor de economische en arbeidsmarkten aangetoond, zelfs in zeer moeilijke financiële
tijden.
De economische voordelen van onderwijs
Het is duidelijk dat meer onderwijs ervoor heeft gezorgd dat opgeleide mensen niet
werkloos werden en tijdens de recessie konden blijven werken. Denk hierbij aan het
feit dat vanaf het begin van de recessie in 2008 tot aan 2010 gemiddeld in alle OESO‑landen
het algemene reeds hoge werkloosheidsniveau van 8,8% naar 12,5% is gestegen voor mensen
zonder een middelbare schooldiploma en van 4,9% tot 7,6% voor mensen met een middelbare
schooldiploma. De werkloosheid onder mensen met een hogere opleiding bleef echter
veel lager en steeg van 3,3% tot 4,7% gedurende dezelfde periode. Gemiddeld in alle
OESO‑landen was het werkloosheidsniveau in 2010 ongeveer één derde lager voor mannen
met een hogere opleiding dan voor mannen met een middelbare schooldiploma; voor vrouwen
met een hogere opleiding was het niveau twee vijfde lager (indicator A7).
Verder was het inkomensverschil tussen mensen met een hogere opleiding en mensen met
een minder hoge opleiding niet alleen aanzienlijk tijdens de wereldwijde recessie,
maar is dit verschil zelfs groter geworden. In 2008 kon een man met een hogere opleiding
verwachten 58% meer te verdienen dan een man met niet meer dan een middelbare schooldiploma,
gemiddeld in alle OESO‑landen. In 2010 was dit tot 67% toegenomen. Evenzo verdienden
vrouwen met een hoger opleidingsniveau in 2008 gemiddeld 54% meer dan vrouwen met
alleen een middelbare schooldiploma. In 2010 was dit tot 59% toegenomen (indicator
A8).
Deze cijfers suggereren dat ook al heeft de recessie een grote impact gehad – vooral
voor lager opgeleide mensen – het effect ervan voor het onderwijs en de economie nog
groter is geweest. Gedurende de afgelopen tien jaar is het percentage volwassenen
met een hoger opleidingsniveau in alle OESO‑landen toegenomen van 22% in 2000 tot
31% in 2010 (indicator A1). Maar ondanks dit sterk toegenomen aanbod van hoog opgeleide
mensen – en de zwakke marktsituatie na 2008 – hebben de meeste mensen met een hogere
opleiding nog steeds hun economische voordeel daarmee gedaan. Dit wijst erop dat over
het algemeen de vraag naar hoog opgeleide medewerkers onverminderd is gegroeid, om
te voldoen aan de behoeften van de kenniseconomie in OESO‑landen, ondanks de wereldwijde
recessie.
Zolang de maatschappij steeds meer hoog opgeleide mensen nodig heeft, blijft een hogere
opleiding voordelig, niet alleen op de korte, maar ook op de lange termijn. Het Onderwijsoverzicht
2012 schat bijvoorbeeld dat het persoonlijke economische voordeel op de lange termijn
van een hogere opleiding in plaats van een middelbare schooldiploma als deel van een
initiële opleiding, minus de bijbehorende kosten, ruim US$ 160.000 is voor een man
en nagenoeg US$ 110.000 voor een vrouw, gemiddeld genomen in de 28 OESO‑landen (indicator
A9).
Belastingplichtigen profiteren ook ruimschoots van de publieke financiering die wordt
ingezet om mensen een hogere opleiding te geven. Gemiddeld ontvangen OESO‑landen een
netto voordeel van nagenoeg US$ 100.000 aan hogere belastinginkomsten en andere besparingen
voor elke man die een hogere opleiding krijgt – nagenoeg driemaal meer dan het publieke
investeringsbedrag. Voor vrouwen is de netto publieke opbrengst ongeveer tweemaal
het publieke investeringsbedrag (indicator A9). Natuurlijk reiken de publieke en private
voordelen van het genoten onderwijs veel verder dan alleen de economische. Het Onderwijsoverzicht
2012 merkt op dat een hoger onderwijsniveau verband houdt met een langere levensverwachting,
een grotere neiging om te stemmen en meer ondersteuning voor gelijke rechten voor
etnische minderheden (indicator A11).
Het feit dat investering in onderwijs grote voordelen heeft voor zowel de individuen
als voor de maatschappij, dient als uitleg voor een van de meest interessante bevindingen
van het Onderwijsoverzicht 2012: zowel publieke als private investeringen in onderwijs
zijn in veel OESO‑landen gedurende het recessiejaar 2009 aanzienlijk gestegen. Van
2008 tot 2009 zijn de uitgaven door overheden, het bedrijfsleven en individuele studenten
en hun families op alle onderwijsniveaus gestegen in 24 van de 31 OESO‑landen met
beschikbare gegevens. Deze uitgaven stegen ondanks het feit dat de nationale rijkdom,
gemeten in de vorm van het Bruto Nationaal Product, in 26 van deze landen was gedaald
(indicator B2). Evenzo zijn de uitgaven per student door lagere, middelbare en hogere
onderwijsinstellingen van 2005 tot 2009 in alle OESO‑landen gemiddeld met 15 procent
gestegen (indicator B1).
De vergoeding van leerkrachten is gewoonlijk de grootste kostenpost voor onderwijsinstellingen
en dus voor de uitgaven per student. In de landen met beschikbare informatie, zijn
van 2000 tot 2010 de gemiddelde salariskosten van leerkrachten in lagere scholen per
student met één derde gestegen en met een kwart in de onderbouw van middelbare scholen.
De stijging van de salariskosten voor leerkrachten per student van 2000 tot 2010 is
voornamelijk het gevolg van twee wijzigingen: de salarissen van leerkrachten en de
geschatte klasgrootte. Van 2000 tot 2010 zijn in de landen met beschikbare informatie
de salarissen van leerkrachten in lagere scholen gemiddeld met ca. 16% gestegen en
in middelbare scholen met 14%, terwijl de geschatte klasgrootte in lagere scholen
gemiddeld met 14% is toegenomen en met 7% in de onderbouw van middelbare scholen (indicator
B7).
Het Onderwijsoverzicht 2012 merkt ook op dat de leerkrachten ouder worden. Van 1998
tot 2010 is het percentage middelbare schooldocenten van 50+ gemiddeld van 28,8% tot
34,2% gestegen in de landen met beschikbare informatie (indicator D5). In landen die
binnen afzienbare tijd een groot aantal leerkrachten zal verliezen omdat ze met pensioen
gaan, terwijl het aantal leerlingen gelijk blijft of toeneemt, moeten de overheden
het vak van docent aantrekkelijker maken, meer teacher‑trainingsprogramma's aanbieden
en zo nodig alternatieve certificeringstrajecten ontwikkelen voor mensen die van loopbaan
willen veranderen.
Wijziging van onderwijsdeelnemers
Vooral in economisch moeilijke tijden moeten landen intelligente keuzes maken over
de besteding van hun beperkte hulpmiddelen. Het Onderwijsoverzicht 2012 wijst op verschillende
vlakken waarop landen duidelijke vooruitgang hebben geboekt en identificeert andere
waaraan in de toekomst waarschijnlijk meer aandacht moet worden besteed. Zoals aangegeven
in onze allereerste indicator over kleuteronderwijs en ‑verzorging (indicator C2),
boeken landen bijvoorbeeld goede vooruitgang bij de uitbreiding van het onderwijs
naar de jongste kinderen, een kwestie die de afgelopen jaren meer aandacht heeft gekregen
in de onderwijsbeleidsbepalingen van de verschillende landen. Gemiddeld is in de OESO‑landen
met informatie voor die jaren de deelname aan het kleuteronderwijs van 64% van 3‑jaar
oude kinderen in 2005 tot 69% in 2010 gestegen en van 77% van 4‑jaar oude kinderen
in 2005 tot 81% in 2010. Gezien het feit dat kleuteronderwijs in verband wordt gebracht
met een betere prestatie later op school, is dit een goede ontwikkeling voor de toekomst,
waarin het belangrijker dan ooit wordt om de vaardigheden van jonge mensen te ontwikkelen.
In de OESO‑landen genieten ook steeds meer vrouwen een hogere opleiding. Het percentage
vrouwen dat zich gedurende hun leven voor een universitaire cursus opgeeft, is in
alle OESO‑landen gemiddeld van 60% in 2005 naar 69% in 2010 gestegen, terwijl dit
percentage voor mannen gedurende dezelfde periode van 48% naar 55% steeg (indicator
C3). Verder is in alle OESO‑landen gemiddeld 59% van alle afgestudeerden met een eerste
graad nu vrouw (indicator A3). Ook al moet er meer worden gedaan om vrouwen engineering,
productie en computerwetenschappen te laten studeren, en er meer vrouwen een postdoctorale
opleiding zouden moeten volgen, is de vooruitgang tot dusver bemoedigend (indicator
A4).
Verder is het aantal buitenlandse studenten dat een hogere opleiding in OESO‑landen
volgt sinds 2000 verdubbeld. Absoluut gezien komen de meeste buitenlandse studenten
uit China, India en Korea. Ongeveer 77% van de buitenlandse studenten volgt een opleiding
in een OESO‑land. 10% of meer van de aanmeldingen voor hogere opleidingen in Australië,
Oostenrijk, Luxemburg, Nieuw‑Zeeland, Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk komt
van internationale studenten. En meer dan 20% van de aanmeldingen voor gevorderde
onderzoeksprogramma's in Australië, Oostenrijk, Canada, Denemarken, Ierland, Luxemburg,
Nieuw‑Zeeland, Zweden, Zwitserland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten
komt van internationale studenten (indicator C4).
In tegenstelling daartoe is een verbetering van de opleidingsgelijkheid en opleidingskansen
voor alle studenten, ongeacht hun achtergrond, nog steeds problematisch in OESO‑landen.
Het Onderwijsoverzicht 2012 concludeert bijvoorbeeld dat de leesvaardigheid van immigranten
nadelig wordt beïnvloed als ze naar scholen gaan met een groot aantal leerlingen uit
gezinnen met een laag onderwijsniveau (indicator A5).
Evenzo moeten beleidsbepalers rekening houden met een toename van het aantal jongeren
van 15‑29 jaar dat geen werk heeft en ook geen opleiding volgt. Na enkele jaren van
afname is dit aantal zogenaamde NEETs (no employment, education or training) in 2010
in de OESO‑landen tot 16% gestegen. Ook al wordt de omvang van deze groep jongeren
door verschillende factoren beïnvloed, is het waarschijnlijk dat deze stijging in
de OESO‑landen een weerspiegeling is van de problemen die de wereldwijde recessie
voor jonge mensen heeft veroorzaakt. Uit gegevens van de Werkgelegenheidsvooruitzichten
voor de OESO in 2012 blijkt dat jongerenwerkloosheid in een aantal OESO‑landen tot
een alarmerend hoog niveau is gestegen. Het is dus belangrijk dat deze landen maatregelen
treffen om mensen in deze belangrijke leeftijdsgroep op productieve wijze bij de arbeidsmarkt
betrokken te houden, zoals praktijkgerichte opleidingen en trainingen en kansen voor
buitenschools onderwijs en training.
Nu dat een hogere opleiding van steeds groter belang wordt voor een goede insteek
in de arbeidsmarkt, moeten veel OESO‑landen meer stappen ondernemen om hoger onderwijs
toegankelijker te maken voor kansarme jongeren. Het Onderwijsoverzicht 2012 wijst
op de grote kansverschillen die er bestaan tussen jongeren om hoger onderwijs te genieten,
op basis van het onderwijsniveau van hun ouders. In alle OESO‑landen zal gemiddeld
minder dan 50% van de jongeren uit gezinnen met een laag opleidingsniveau hoger onderwijs
gaan volgen, vergeleken met het percentage van dergelijke gezinnen als deel van de
bevolking. Terwijl een jongere met minstens één houder die hoger onderwijs heeft
genoten, nagenoeg tweemaal vaker een hogere opleiding zal volgen, vergeleken met het
percentage van dergelijke gezinnen als deel van de bevolking (indicator A6).
Tot slot en gezien het feit dat de wereldwijde economische veranderingen gevolgen
hebben voor zowel landen als individuen, moeten landen ervoor zorgen dat er een goed
evenwicht bestaat tussen de subsidiëring van het onderwijs en de verplichting van
studenten en families om een deel van deze kosten te betalen. Zoals eerder gemeld,
betalen de studenten en gezinnen in veel OESO‑landen een steeds groter aandeel van
deze onderwijskosten (indicator B3). Ook al is deze algemene aanpak redelijk, aangezien
de individuen veel voordeel zullen hebben van het genoten onderwijs, toch is het hierbij
ook mogelijk dat individuen grote financiële barrières moeten overbruggen om hoger
opgeleid te worden. Deze situatie bestaat momenteel in een aantal OESO‑landen voor
mensen die een hogere opleiding willen volgen (indicator B5). En deze barrières kunnen
een belemmering vormen voor de realisatie van de doelstellingen van deze landen om
hun bevolking hoger op te leiden.
Deze samenvatting is geen officiële OESO-vertaling.
Reproductie van deze samenvatting is toegestaan, mits het OESO-copyright en de titel
van de oorspronkelijke publicatie worden
vermeld.
Meertalige samenvattingen zijn vertaalde uittreksels van OESO-publicaties die oorspronkelijk
in het Engels en
Frans zijn gepubliceerd.
Deze zijn gratis te verkrijgen via de Online Bookshop van de OESOwww.oecd.org/bookshop
Neem voor meer informatie contact op met de eenheid OECD Rights and Translation, Public
Affairs and Communications Directorate
op, [email protected] of per fax: +33 (0)1 45 24 99 30.
OECD Rights and Translation unit (PAC) 2 rue André-Pascal, 75116 Paris, France